woensdag 29 juni 2011

Urban exploren

Rondspoken in de historie


Donderdag, 23.00 uur. Na drie uur rijden doemt-ie eindelijk op: de Hasard Cherat­te. In het bijna-donker oogt de oude ko­lenmijn bij Luik als een burcht met to­rens en kantelen. De ingang, pal aan de Rue de Visé, is met een 2 meter hoog hekwerk en een zware ketting beveiligd. Op amper 20 meter daarvan­daan, op een parkeerterreintje, maakt de groep van vijf Nederlanders zich gereed voor een expeditie. Drie jonge­ren schieten een gevechtstenue van de landmacht aan.In een triestmakend café naast de mijningang volgen argwanende Noord-Afrikanen wat die vreemdelingen uitspoken.Dan geeft Pieter (19) het signaal: „Zodra het rustig is, ste­ken we over en springen we snel over het hek.” De bloeddruk loopt op. De jongeren hijsen zich in een mum van tijd naar de andere kant van het hek.Journalist en fotograaf missen kracht en blijven achter.Pieter klimt vliegensvlug terug en geeft hen een zetje.Achter het hek ontlaadt de spanning zich in een bulde­rend gelach. „Jongens, stil! Straks bellen mensen de poli­tie”, sist Kay (19). De schrik zit er nog goed in. Een week eerder werden de jongeren gesnaaid bij een leegstaand Duits klooster.„Dat was ziek, man”, herinnert Ruben (18) zich. „Uit de bosjes vlak voor ons doken ineens drie bewakers met een hond op, die hun geweren op ons richtten.



Ze schreeuwden ‘Auf the ground! Alle! Du auch!’. Ze droe­gen militaire uniformen en hadden ultramoderne nacht­kijkers. Net commando’s. Mijn hart stond stil. We moes­ten met de handen omhoog terug naar de openbare weg. Ik fluisterde naar de anderen: of we worden zo ge­fusilleerd of ze laten ons gaan. Dat brak het ijs, maar het was best eng.” De politie werd erbij gehaald en na een stevige preek mochten de jongens naar huis.In het Luikse mijncomplex, sinds 1977 gesloten, gaan de zaklantaarns aan om de omgeving te observeren. Na drie minuten volgt een koude douche. „Shit!” roept Pie­ter, die hier al eerder was. „Ze hebben de schachten met tralies dichtgelast. Ziek, man!”De groep besluit de torens in te klimmen. Met hun lan­taarns speuren ze voortdurend naar slechte plekken in het vermolmde hout van de traptreden. Op de etages niets dan brokken steen, glasscherven, kapotte deuren, schoenen, laarzen, lappen stof, emmers, handgeschre­ven werkbriefjes en duivenpoep, heel veel duivenpoep.Kay schudt zijn hoofd. „Onbegrijpelijk. In Nederland zouden ze hier een museum van maken. Belgen ver­gooien hun historie.” Bovenin een toren, met prachtig uitzicht op de uitlopers van de Ardennen, staat een enorm wiel. In dagen van vergane glorie liet dat rad de liften met kompels naar grote diepten zakken en haalde ze weer voor de dag.


Eenmaal beneden besluit de groep ook de rest van het terrein onder de loep te nemen. Verderop horen ze wa­ter stromen. „Dat komt vast uit de bergen”, meent de journalist. Maar dat blijkt onjuist. „Jé-zus, wat een stank”, foetert Pieter. „Dat is rioolwater. Ik zweer ’t je.Ziek, man.”Kokhalzend beent hij weg. Buiten wat overblijfselen van douches voor de mijnwerkers valt er niet veel te zien. Steeds vaker ontdekken de explorers gevaarlijk die­pe gaten, van 5 tot 10 meter, waarin iemand met gemak een fatale smak kan maken. Ruim een uur na aankomst bepaalt de groep het onmiddellijke vertrek uit de oude mijn.Exploreren is niet zonder risico. Op het internet staan legio incidenten vermeld. Een explorer schrijft op Alfa-Forum: „Een bekende is in de kolenmijn van Beringen in een 8 meter diepe put gevallen. Met alle gevolgen van dien.” Op BelgiumDigital Explorers staat dat een vrouw is overleden na een ernstige val. Medio mei zou een ko­perdief zijn geëlektrocuteerd. ‘Blijkbaar was de stroom niet volledig afgesloten: geroosterd vlees. Opletten dus’.Op het web circuleert ook een filmpje, dat gevonden zou zijn in een ondergrondse tunnel in Boston. Daarop is te zien hoe jongeren worden aangevallen door agres­sieve zombies. Missing urban explorers , staat erboven.Voor wat het waard is.Pieter, Ruben en Kay bedrijven hun ‘nachtsport’ sinds twee jaar. Zij willen ‘terug in de tijd en kijken wat voor tastbare dingen daarvan zijn overgebleven’. De drie zijn op het spoor gezet door vrienden. Veel explorers is het louter te doen om een mooie fotoreportage. Zij gaan meestal overdag aan de slag. Anderen, zoals de Ghostri­ders, zoeken naar paranormale activiteiten om ‘vette’ vi­deo’s voor YouTube van te maken.„Wij vinden dit een leuke manier om in de historie te duiken”, zegt Ruben. „En de chickies vinden het hartstik­ke spannend als we over onze avonturen vertellen. Da’s mooi meegenomen.”Hoeveel explorers ons land telt, weet niemand, maar het zijn er duizenden. In België en Duitsland zijn ze ook talrijk. Explorers zijn van nature zuinig met informatie over zichzelf, omdat ze veelal regels en wetten overtre­den. Interessante bestemmingen houden ze liever voor zichzelf om vandalen en dieven niet op gedachten te brengen.Goede voorbereiding op een verkenningstocht is nood­zakelijk. Belangrijk gereedschap: bergschoenen, zaklan­taarn, prikstok, beschermende kleding en mondkapjes tegen stof en asbest. Objecten moeten vooraf worden be­studeerd: het internet biedt een schat aan informatie over vervallen kastelen, bunkers, vestingwerken, sanato­ria, kerken en kloosters. De oude mijn bij Luik blijkt, ge­zien de vele fotoreportages, een populair object.Na rijp beraad rijdt de groep van Hasard Cheratte, waar ze een uur rondkeken, door naar Fort de la Chartreuse, een kilometer of 20 verderop. Het voormalige militaire complex lijkt aan de buitenkant op een onschuldig stads­parkje. De bewoners van de grauwe rijtjeshuizen aan de overkant verkeren in diepe rust.„Jongens, kijk goed uit waar je loopt.


We moeten zon­der zaklampen verder, want de vorige keer liep hier een opzichter rond”, waarschuwt Ruben.De groep duikt vervolgens schielijk het struweel in. Som­migen struikelen lelijk over boomstronken, paaltjes en plotselinge hoogteverschillen. Twee deelnemer scheu­ren hun kleding. Als ijzingwekkende geluiden neerdalen vanuit de boomtoppen houdt het gezelschap de pas en de adem in. Koude rillingen zijn het gevolg, veroorzaakt door kraaien die juist van ons schrikken.Kay haalt opgelucht adem. „Laatst liepen we in een ves­ting bij Antwerpen, toen het ineens heel koud werd. Er liggen daar al decennia 75 Belgische soldaten bedolven onder dikke lagen puin. Later zijn daar nog asielzoekers omgekomen bij een brand. Ik voelde dat we werden be­keken. Spooky, man. We zijn gauw weggegaan.”De vrienden zijn ook wel eens gestuit op orbs, lichtver­schijnselen die worden toegeschreven aan buitenaards leven. Kay: „Toen we foto’s maakten, zagen we niets, maar thuis zaten sommige afbeeldingen vol onverklaar­bare witte vlekken. Heel wonderlijk, toch?” Volgens we­tenschappers het gevolg van waterdruppels, pollen of in­secten op de cameralens.Na een kwartiertje survivalen staat de groep op de voor­malige appèlplaats. De kinderkopjes zijn overwoekerd door wilde planten en gras. Ruben heeft zich op het in­ternet ingelezen en doceert: „Links heb je de manschap­penkamers en rechts de officiersverblijven. Dit complex is in 1817, kort voor de Belgische afscheiding, nog door de Nederlanders gebouwd. De Belgen hebben erin geze­ten, de Duitsers ook en tijdens het Ardennenoffensief vingen de Amerikanen hier hun gewonden op. Het is sinds 1982 niet meer in gebruik. Kijk, de bomen groeien zelfs door het dak.”Een ‘grand tour’ langs de verpauperde manschappenka­mers leidt naar veel muurschilderingen. Van een boer en een boerin (met het onderschrift ‘toujours sourire’, ‘altijd glimlachen’).



Maar ook van soldaten, negroïde jaz­zmusici en een burger die een Duitse soldaat slaat.„De meeste zullen van na de Tweede Wereldoorlog zijn”, vermoedt Ruben. „Probeer je eens in te denken hoe het hier in de negentiende eeuw moet zijn geweest.En wat voor chaos het was toen de Amerikaanse gewon­den hier werden verpleegd.”Na een aantal kamers van dertien in een dozijn is de rek uit de spanningsboog en vlucht de groep naar buiten.De jongens stuiten daar op een graf met een houten kruis. „Raar”, zegt Pieter. „Een half jaar geleden lagen hier nog twee graven. Hoe kan dat nou?” Misschien zijn de graven nep, de fortificatie vormt soms nog het strijd­toneel van paintballers. Misschien hebben die een grap uitgehaald. Honderd meter ervandaan staan de deuren van bunkers open. Het bordje Notausgang verraadt dat ze door Duitsers zijn gebruikt. Onderin, twee verdiepin­gen onder de grond, zijn kleine cellen. „Kijk, daar zitten haken aan het plafond en kettingen in de muur. Freaky, man. Ziek, zelfs”, reageert Kay geschokt. „Wat voor vre­selijks moet zich hier in de oorlog hebben afgespeeld?”Iedereen laat zijn fantasie de vrije loop. „Thuis op het in­ternet maar eens zien wat daarover te vinden is”, zegt Pieter. „Ik ben moe. Jullie ook?”Vrijdag, 03.30 uur: de groep maakt rechtsomkeert. Con­tent en met wederom 300 autokilometers voor de boeg.